Uit onderzoek is gebleken dat de belevingskwaliteit van gebouwen, de omgeving en buitenruimte effect hebben op de gezondheid, het welbevinden en het gedrag van cliënten (en van medewerkers, zorgverleners, therapeuten en familieleden). Dit heeft er toe geleid dat ook in de zorgsector geleidelijk meer aandacht is ontstaan voor omgevingspsychologische aspecten van gebouwen. Daar komt bij dat wensen van cliënten steeds belangrijker worden.
Het welzijn van cliënten en bezoekers kan worden bevorderd door een verblijfsomgeving die
• goed toegankelijk en overzichtelijk is;
• comfort biedt en de autonomie verhoogt;
• de relatie met het verzorgend, verplegend of behandelend personeel bevordert;
• privacy biedt en vertrouwen versterkt;
• rekening houdt met leeftijd van cliënten en wensen van cliënten en familieleden;
• een relatie heeft met de buitenwereld en zo mogelijk over een buitenruimte beschikt;
• huiselijkheid, veiligheid en geborgenheid biedt.
Voor de beoordeling van de werkomgeving door medewerkers is het van belang dat zij daarin prettig en efficiënt kunnen werken.
De kwaliteit van een gebouw wordt dus enerzijds bepaald door functionele en technische aspecten, en anderzijds door belevingsaspecten. Kwaliteit wordt bevorderd door in een ontwerp expliciet aandacht te besteden aan aspecten als schaal, herkenbaarheid, gebruiksgemak, oriëntatie en routing, veiligheid en beschutting, bewegwijzering, inrichting, materiaalgebruik, kleurtoepassing, uitzicht, verlichting, akoestische aspecten en het binnenklimaat.